In de allereerste beginjaren van de mijnbouw, in de Domaniale Mijn te Kerkrade, gingen eind 1866 de eerste paarden ondergronds. Men gebruikte hiervoor Belgische werkpaarden. Om de paarden naar beneden te brengen werden ze in een soort lederen tuig onder de liftkooi gehangen. Men had beneden in de mijn, dicht bij de schacht, de paardenstallen. Men nam voor de paarden gecastreerde hengsten die een jaar of vijf waren. Meestal bleven ze hooguit zo'n 10 jaren ondergronds. Voor de dagelijkse verzorging van de paarden waren er speciale "knechten" die alleen maar voor de paarden moesten zorgen. De paarden werden gebruikt voor het vervoer van materiaal en voor het voorttrekken van de kolenwagens. Vele paarden werden van het werk in de donkere mijn na een aantal jaren blind en na hun werk in de mijn gingen ze veelal direct naar het slachthuis. 



Het hoofd van het paard was door een lederen kap beveiligd voor verwondingen, welke konden ontstaan door aanraking met het dak van de steengang. De aankoop van de paarden geschiedde door deskundige in de binnenlandse handel. Tevens weden de dieren medisch gekeurd. Speciaal werd gelet op de gang van de paarden ( gesloten gang met het oog op afrukken der ijzers). De grootte en soort der paarden was afhankelijk van de plaats, waar ze te werk werden gesteld. De grootte varieerde van zeer kleine paartjes (1.20 meter die met een opbraak kooi ververvoerd konden worden) tot de zware Belgische paarden. Verder waren voor het ondergronds werk zeer geschikt de Russische en Litouwer paarden. De leeftijd was bij aankoop ca. 5 jaar.





Stalling in betonnen ruimten

Bovengronds werden vroeger ook wel enkele paarden gebruikt voor transportdoeleinden. De stalling van de paarden geschiedde ondergronds in betonnen ruimten, welke werden ingericht als paardenstallen. De ruimte bevonden zich nabij de uittrekkende schacht. Dit laatste in verband met de reuk uit de stallen. Deze stallen werden dagelijks van nieuw stro voorzien., gereinigd en uitgespoten door stalknechten. Het onderhoud, de verzorging en de voedering was als volgt. Ieder paard werkte per dag 8 uur, of op ochtenddienst, of op middagdienst, of op de nachtdienst. Nadat het paard zijn dienst had volbracht, werd het afgewassen en naar de stal gebracht. Deze stal werd dan nog 4 uur verlicht, waarna dit licht gedoofd werd.


Ondergronds was een hoefsmid aanwezig voor het beslaan der paarden. De ijzers werden bovengronds gemaakt. Het paard werd 1x per dag gevoerd. Het voedsel bestond uit 10 a 12 kg haver en volop klaver of lucerne hooi. Bij ziekte werden de dieren ondergronds door een veearts behandeld. Het tuig, dat met het paard in aanraking kwam, werd iedere dag met water gereinigd. Het drinkwater werd via een leiding van bovengronds naar de stal gebracht.


Het aantal mijnwagens, dat een paard kon vervoeren bedroeg; 

  • 1 pony 6 wagens. 

  • Een koppel pony's 10 wagens. 

  • Zware paarden 14- 16 wagens. 

 

Het gewicht van de lege wagens is ca. 500 kg, het gewicht van de inhoud ca. 1000 kg. Het ondergronds verblijf van een paard was niet van invloed op zijn leeftijd, m. a. w. ondergronds kon het even lang meegaan als zijn soortgenoten bovengronds, de ervaring heeft geleerd, dat een paard, wanneer het eenmaal ondergronds was gewend, dit werk liever deed dan bovengronds werk ( zeer goede verzorging, praktisch geen temperatuurverschillen, geen last van ongedierte, vliegen enz. ) Onvoorziene omstandigheden buiten beschouwing gelaten, kwam het paard niet meer bovengronds voordat het versleten was. Opmerkelijk was, dat een paard bij het zwakke licht van een mijnlamp zeer goed zijn weg wist te vinden, zelf de kleinste oneffenheden ( bv. een helling of een kleinere doorsnede in de steengang ) werden onderkend. De reden, welke ertoe hebben geleid, dat het gebruikt van paarden bij de Staatsmijnen werd afgeschaft, zijn het steeds groter worden van de afstanden in de mijn en invoer van locomotieven en andere transportmiddelen, zoals transportbanden. 

 



Einde inzet van paarden in de mijnbouw

Het gebruik van paarden ondergronds werd op de Staatsmijn Maurits beëindigd in juli 1938. Op de andere Staatsmijnen geschiedde dit omstreeks de zelfde tijd. Het aantal paarden dat maximaal ondergronds werd gebruikt bedroeg op: 

Staatsmijn Maurits ( ca.1930 ) Ca.40 stuks 

Staatsmijn Emma ( ca. 1930) Ca. 50 stuks 

Staatsmijn Wilhelmina ( ca.1930 ) Ca 15 stuks 

Staatsmijn Hendrik ( ca. 1930 ) Ca. 35 stuks 

 

Tekst met toestemming overgenomen
Bron: Gluckauf.nl

Foto's: Bobs Miner Lamp Page

2 comments

  • Karel de Lange

    Een lijdensweg voor de paarden.

    • Jasmijn de Bruijn

      Ja vreselijk he? Lijkt mij een heel hard bestaan voor de paarden toen. Niet alleen voor de paarden, maar ook voor de mensen. De levensverwachting was voor mensen toen de tijd ook maar iets van 40 of 50 jaar. Toch vind ik ze er op de foto er nog best wel goed uitzien. Als we naar landen kijken waar paarden nog steeds als werkdier worden ingezet, dan zie je vaak paarden die er heel slecht aan toe zijn.

Leave a comment

To post a comment, you must log in or create an account, and be a member of this group.